Voordat kan worden begonnen met de handel in opties moet duidelijk zijn wat een optie nu precies is. Een optie is ten eerste een recht. Koop je een optie dan koop je een recht. Je hebt dus bij het kopen van opties geen verplichtingen, het risico is dus beperkt tot je inleg. Je kan ook een optie schrijven. In dat geval verkoop je een recht aan iemand anders. Het risico is dan dus veel groter en het verlies kan oplopen tot ver boven de ontvangen optiepremie.
Er zijn twee soorten opties, namelijk call en put opties:
- Call opties geven het recht om de onderliggende waarde op een bepaalde datum of gedurende een bepaalde periode tegen een vooraf gestelde prijs te kopen
- Put opties geven het recht om de onderliggende waarde op een bepaalde datum of gedurende een bepaalde periode tegen een vooraf gestelde prijs te verkopen
Uit deze definities komen de factoren onderliggende waarde, datum en vooraf vastgestelde prijs naar voren
- Onderliggende waarde: De aandelen waarop de optie van toepassing is
- Datum: de afloopdatum van opties wordt aangeduid als expiratiedatum
- De prijs waartegen de houder van de optie zijn aandelen mag kopen (call) of verkopen (put) noemt men de uitoefenprijs (strike).
Een ander belangrijk onderscheid is die tussen amerikaanse opties en europese opties.
- Bij amerikaanse opties heeft de houder van de optie het recht om tijdens de looptijd van de optie zijn recht uit te oefenen. Er is dan sprake van fysieke levering van aandelen/ Alle aandelenopties genoteerd aan euronext zijn Amerikaanse opties.
- Bij europese opties loopt de optie altijd door tot het eind van de looptijd en is er sprake van cash settlemen. Opties op de AEX en DAX zijn voorbeelden van Europese opties.
Welke factoren bepalen de waarde van een optie
Elke optie vertegenwoordigt een bepaalde waarde. Er zijn verschillende modellen om de waarde van een optie te bepalen. Voor europese opties wordt vrijwel altijd gebruik gemaakt van het Black en Scholes model. Voor amerikaanse opties wordt vaak gebruik gemaakt van binominale modellen. Binominale modellen houden rekening met de kans op voortijdige uitoefening , terwijl Black en Scholes daar geen rekening mee houd.
Handelaren kijken voor hun waardering van opties naar de volgende punten:
- Koers van het aandeel
- Uitoefenprijs van de optie
- Looptijd van de optie
- Bewegenlijkheid (volatility) van de onderliggende waarde
- Rentevoet
- Dividend van onderliggende aandeel
De invloed van de verschillende variabelen op de waarde van de optie komt tot uitdrukking in onderstaande tabel:
|
Call Optie |
Call Optie |
Put Optie |
Put Optie |
|
Europees |
Amerikaans |
Europees |
Amerikaans |
koers |
+ |
+ |
-/- |
-/- |
strike |
-/- |
-/- |
+ |
+ |
Looptijd |
? |
+ |
? |
+ |
Vola |
+ |
+ |
+ |
+ |
Interest |
+ |
+ |
-/- |
-/- |
Dividend |
-/- |
-/- |
+ |
+ |
De waarde van een optie is te splitsen in intrinsieke waarde en tijds/verwachtingswaarde. De intrinsieke waarde is de waarde van de optie bij onmiddelijke uitoefening (omwisseling in aandelen) van een optie. Alle overige waarde is verwachtingswaarde.
Deze begrippen kom je overal tegen. At the money opties zijn opties met een uitoefenprijs(strike) die ongeveer gelijk is aan de koers. In the money opties zijn opties die intrinsieke waarde hebben en out of the money opties zijn opties zonder intrinsieke waarde.
De verwachtingswaarde van een put is gelijk aan de verwachtingswaarde van een call (zonder rekening te houden met early exercise) . Hieruit volgt dat je eigenlijk altijd de waarde van een put kan herleiden uit de waarde van de call en andersom. Deze zogenaamde call-put pariteit komt duidelijk naar voren bij het creeren van een synthetische call via de put..
Dit principe is er op gebasseerd dat er synthetisch een call gecreeerd kan worden door de put en de aandelen te kopen. Het duidelijkst is dat te zien in een grafiek met zowel de put als het aandeel. Stel je koopt de 100 put en de aandelen. Te zien is dat het verlies op de aandelen goed wordt gemaakt door de winst op de put bij een daling onder de 100. Boven de 100 kost de put niets en verdien je op de aandelen. Per saldo heb je dus eigenlijk gewoon een 100 call gekocht.
In feite is de verwachtingswaarde in de put en de verwachtingswaarde in de call per definitie gelijk. Verschil tussen put en call wordt verklaard door de intrinsieke waarde.
In bovenstaande voorbeeld zijn rente en dividend buiten beschouwing gelaten. Hou er wel rekening mee dat een early exercise call een kortere looptijd zal hebben dan een put. In geval van dividend gaat de relatie dan ook niet op indien de call een exercise call is.
Daarnaast moet je in plaats van het aandeel eigenlijk uitgaan van de future. Voor aandelen kun je de future berekenen door rente tot expiratie bij de koers op te tellen en eventuele dividenden er van af te trekken. De AEX is de future gewoon verhandelbaar.
Een simpel voorbeeld in geval van AEX opties.
Stel :
- FTI aug 451
- aug 445 call doet 8 euro
De aug 445 call is 6 euro intrinsiek. Totale premie is 8 euro. De verwachtingswaarde is dus 2 euro. Dit betekent dat de juiste waarde voor de 445 put 2 euro zou bedragen. |